e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koor koor: de kouer in de kerk (Neeroeteren), het koer van de kerk (Neeroeteren), het koer van de kèrk (Neeroeteren), koer (Neeroeteren) Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] || Koor. [ZND 01 (1922)] III-3-3
koordje i.p.v. knoopsgat nestel: nistel (Neeroeteren) een koordje i.p.v. een knoopsgat [N 59 (1973)] III-1-3
koorts koorts: kors (Neeroeteren, ... ), korse (Neeroeteren), kortsen (Neeroeteren), koͅrsə (Neeroeteren), [opg. correct?, rk]  korste (Neeroeteren) hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-2
koot koot: kűǝt (Neeroeteren) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kop (Neeroeteren) [JG 1a, 1b] I-9
kop van de schoof kop: kop (Neeroeteren) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop van het staakijzer kop: kǫp (Neeroeteren) Het uiteinde van het staakijzer in watermolens. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in A. de vierkante kop van het staakijzer die bij het vast werk past in het gat van de viertakrijn, en B. de bolvormige, van een gleuf voorziene kop van het staakijzer die bij het balanceerwerk past in de (tweetak)rijn. In de gleuf van de kop bevindt zich daartoe een punt die in een holte aan de onderzijde van de rijn valt. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerwerkɛ.' [Vds 133; Vds 137; Jan 126; Coe 104; Grof 122] II-3
kopdorser kopmachine: kopmǝšīn (Neeroeteren) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kopieerwieltje rolletje: rɛlkǝ (Neeroeteren) Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4] II-7
kopje bak: grote tas  bak (Neeroeteren), jatte (fr.): zjat (Neeroeteren, ... ), gewone tas  zjat (Neeroeteren), Van di-j gotigheid höbste gein zjat nudig: van dat goed spul is een beetje al voldoende  zjat (Neeroeteren), jatte-tje: zetsje (Neeroeteren), zjetsje (Neeroeteren), kermistasjes  zjetjə (Neeroeteren), kom: grote tas  kom (Neeroeteren), kommetje: kimke (Neeroeteren), Eè kumke mölk  kumke (Neeroeteren), kopje: kèpkə (Neeroeteren, ... ), képkə (Neeroeteren), tas: tas (Neeroeteren, ... ) een grote drinkkop zonder oor || een grote kop zonder oor || een kopje zonder oor || kommetje of een kopje zonder oor || kop || kopje || kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)] III-2-1