e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korset korset (<fr.): kerset (Neeroeteren) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korstje: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  korstje (Neeroeteren) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort onderrokje poeprokje: poeprekske (Neeroeteren) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kort schortlint gatlint: yaatlint (Neeroeteren) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempich (Neeroeteren), dempig (Neeroeteren), deͅmpix (Neeroeteren), kort: kort van oaëm (Neeroeteren) dempig [ZND 01 (1922)], [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek capitula: kappittula (Neeroeteren), korte boks: ein korte boks (Neeroeteren), koͅrtə boks (Neeroeteren) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || een korte broek [N 59 (1973)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte laars get: gètten (Neeroeteren, ... ), gêt (Neeroeteren), -&gt; e paar getten.  getten (Neeroeteren) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
korte onderbroek? korte onderboks: koͅrtə ondərboks (Neeroeteren) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas stoep: stup-stupə-stupkə (Neeroeteren), stomp: 2 zijplooien en rugbandje, dikke wollen stof  stomp (Neeroeteren) korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)] || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫrtmę̄.l (Neeroeteren), kǫrtmę̄l (Neeroeteren) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3