e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loop van een geweer loop: de leip v. ei gewier (Neeroeteren), de leip van e gewîêer (Neeroeteren), de loup van e gewier (Neeroeteren), de luip van ə gewēēr (Neeroeteren) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
loops lopig: leipig (Neeroeteren) loops, geslachtsdriftig ve teef III-2-1
loos knoopsgat naaistergaatje: nɛjstǝrgē̜tjǝ (Neeroeteren) Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141] II-7
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: schieet (Neeroeteren) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: loupe (Neeroeteren), loupen (Neeroeteren, ... ), loupən (Neeroeteren), lǫu̯.pǝ (Neeroeteren) lopen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
lopen gaan, op de loop gaan de stenen beginnen te lopen: dǝ stęj.n bǝgenǝ tǝ lø̜j.pǝ (Neeroeteren) Gezegd van de molen wanneer hij steeds sneller gaat draaien als gevolg van het ontbreken van graan tussen de molenstenen. Het gevaar ontstaat dan dat de molen heet loopt. Alle in dit lemma opgenomen opgaven betreffen de watermolen. [Vds 118; Jan 260; Coe 144; Grof 169] II-3
loper draaier: drɛjǝr (Neeroeteren), loper: lęjpǝr (Neeroeteren) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losse linnen halsboord boord: būrt (Neeroeteren) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: mānšeͅt (Neeroeteren) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
luchtpijpen loospijpen: lu:əspipə (Neeroeteren) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1