e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
marmeren beeld beeld: marmeren beeldj (Neeroeteren) Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)] III-3-2
masker mombakkes: mombakkes (Neeroeteren, ... ), mommegezicht: mommegezicht (Neeroeteren) Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Masker. [ZND 01 (1922)] III-3-2
masteluin bontgoed: bont˱gōt (Neeroeteren), masteluin: mastǝlɛi̯n (Neeroeteren) Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26] I-4
matras beddenzak: beͅdəzak (Neeroeteren), matras: matras (Neeroeteren), metras (Neeroeteren) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] III-2-1
mayonaise mayonaise: màjjənéés (Neeroeteren) mayonaise [RND] III-2-3
mazelen mazelen: mazele (Neeroeteren), mazelen (Neeroeteren), mazeren: maazeren (Neeroeteren), mazeren (Neeroeteren, ... ) de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)] III-1-2
medaillon medaille: ein goue medalie (Neeroeteren), ein gouwe medalie (Neeroeteren), en gouwe medalie (Neeroeteren), ijn gouwe medalie (Neeroeteren) een gouden medaille [ZND 38 (1942)] III-1-3
mede honingsbier: hoeningsbeer (Neeroeteren) mede [ZND 01 (1922)] III-2-3
medelijden compassie: compassie (Neeroeteren), koompassie (Neeroeteren), ich wuiw det ich kòmpassie möt dich kos höbbe: tegen iemand die onterecht aan het klagen is (klage möt gezòn bein)  kòmpassie (Neeroeteren) medelijden [ZND 33 (1940)] III-1-4
medicijn medicament: medicamenten (Neeroeteren), pil: pillen (Neeroeteren) Medicijn, geneesmiddel (geneesmiddel, medicijn, medicament, (pillen)) [N 107 (2001)] III-1-2