e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naaien naaien: nięjǝ (Neeroeteren), nē̜jǝn (Neeroeteren), nęjǝn (Neeroeteren), nīǝjǝn (Neeroeteren) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaimachine naaimachine: nęjmǝšin (Neeroeteren) Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.] II-7
naaister naaister: nęjstǝr (Neeroeteren) De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.] II-7
naaizijde zij(de): zi-j (Neeroeteren) Zijden naaigaren dat oorspronkelijk vervaardigd werd van zuiver zijde. Meestal werkt men nu met zijde die gemaakt is van afvalzijde met katoen (Papenhuyzen III, pag. 12). [N 59, 7a; N 59, 7c; N 62, 57] II-7
naald naalde: nǭj (Neeroeteren), nǭjl (Neeroeteren), nǭl (Neeroeteren), nǭlj (Neeroeteren) De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.] II-7
naaldendoos naaldendoosje: nǭljǝdȳǝskǝ (Neeroeteren) Doosje tot berging van spelden of naalden. [N 59, 13b; N 62, 70; Gi 1.IV, 63] II-7
naar de ram brengen leiden: lęi̯.ǝ (Neeroeteren) Het vrouwelijk schaap laten bevruchten door de bok. [N 77, 33; N 77, 32; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
naar links haar: hār (Neeroeteren), haar-om: ār ūm (Neeroeteren), haar-u: hār ȳ (Neeroeteren) Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.] I-10
naar rechts hut: hø̜t (Neeroeteren) Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.] I-10
nachtegaal nachtegaal: nachtegaal (Neeroeteren, ... ) nachtegaal [ZND 05 (1924)], [ZND 39 (1942)] III-4-1