e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onrijp rauw: ruîw (Neeroeteren) onrijp III-2-3
ontbijt morgenbrood: het mèrgebroe͂t (Neeroeteren), mergenbroëd (Neeroeteren), mèrgenbroêd (Neeroeteren), mérgebroed (Neeroeteren), mərgebroed (Neeroeteren), m‧eͅrgəbrū.ət (Neeroeteren) de eerste maaltijd van de dag [ZND 40 (1942)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
ontbijtkoek, peperkoek peperkoek: pèperkook (Neeroeteren, ... ), Det gòng (of ging) er in wi-j pèperkook: dat smaakt blijkbaar uitstekend  pèperkook (Neeroeteren) peperkoek [ZND 40 (1942)] III-2-3
ontsteking zweer: zweer (Neeroeteren) Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)] III-1-2
onvast ter been (zijn) niet stevig: steit ne:t ste:vig (Neeroeteren) lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)] III-1-2
onvruchtbare grond natte: nātǝ (Neeroeteren) Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.] I-8
onvruchtbare koe kween: kwēi̯n (Neeroeteren), manse koe: mau̯s ku (Neeroeteren) In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C] I-11
onweersbui donderschoer: ein dòndersjoor (Neeroeteren), hemelschoer: ein hemelsjoor (Neeroeteren), onweersbijs: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  ein ònwèèrsbi-js (Neeroeteren) donderbui, onweersbui III-4-4
onwel krank: krank (Neeroeteren), niet te goed: neet te gooi (Neeroeteren, ... ), neet te gooj (Neeroeteren), niet wel te pas: neet waal te pas (Neeroeteren), onpasselijk: onpasselik (Neeroeteren) hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)] III-1-2
ooft bakkemuizen: bakkemoezen (Neeroeteren), De benamig komt van gebakken muizen(de in het bakhuis) gedroogde peren leken op de muizen die in de stallen rondliepen  bakkemûze (Neeroeteren), gedroogde appelschijven: gədr‧īəx˂də ‧apəlš‧īəvə (Neeroeteren), gedroogde appeltjes: gedriegde eppelkes (Neeroeteren), gedroogde perenschijven: gədr‧īəx˂də p‧ɛ̄rəš‧īəvə (Neeroeteren) Gedroogde peer waarvan (met meerdere exemplaren) moes gemaakt wordt waarmee taarten gevuld worden || hoe heet een appel (soms appelschijf) die platgedrukt en in de oven gedroogd is [ZND 17 (1935)] || ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)] III-2-3