e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peettante peet: pêt (Neeroeteren), peetje: pèètsje (Neeroeteren), verklw. syn van pèètsje  pèteke (Neeroeteren) doopmeter || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk peil: pęjl (Neeroeteren), peiler: pęjlǝr (Neeroeteren) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek pek: pę̄k (Neeroeteren) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǭt (Neeroeteren) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
pendule schouwklok: šøͅu̯kloͅk (Neeroeteren) Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)] III-2-1
penis van de stier varrenpees: varǝpɛ̄s (Neeroeteren) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
pennen, angen gepind: gǝpenjtj (Neeroeteren) De sluisstijlen met behulp van angen aan de sluisbalk en de slagdorpel bevestigen. De sluisstijlen worden daartoe van een spits uiteinde voorzien, dat in een daarmee overeenkomend gat in de sluisbalk en de slagdorpel ingelaten kan worden. Het lemma bevat uitsluitend predicatief gebruikte voltooide deelwoorden. [Vds 37; Jan 33] II-3
pennenhouder pennensteel: pennestiel (Neeroeteren, ... ), pennestieël (Neeroeteren, ... ) pennenhouder [ZND 40 (1942)] III-3-1
peperkoek peperkoek: pèperkook (Neeroeteren) Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
pepermunt menta: mentake: pepermuntje  menta (Neeroeteren) pepermunt III-2-3