e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pralerij prijken: Ge haudsj hèèr mote zeen pri-jke möt det nûw heedsje  pri-jke (Neeroeteren), spiegelen: Es ze wat nûts hauw, dan mees ze doa alti-jd möt spegele  spegele (Neeroeteren) pralen, pronken || pronken III-1-4
prei look: luuk (Neeroeteren), poier: pūiə.r (Neeroeteren), poor: poer (Neeroeteren, ... ), puur (Neeroeteren) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]look || prei I-7
preisoep poorsoep: póérsop (Neeroeteren) Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)] III-2-3
prent(je) beeld(je): beeltje (Neeroeteren), ein schoêen beeldje (Neeroeteren) Beeldje. [ZND 01 (1922)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
pret, schik plezier: samest. ein plezeerreis  plezeer (Neeroeteren) pret, lol III-1-4
priem pinnetje: penkǝ (Neeroeteren) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] II-7
priestersteek met ronde luifel steek: steek (Neeroeteren) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: pri.zə (Neeroeteren), pri.zən (Neeroeteren) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prikkeldraad pikdraad: pekdrǭt (Neeroeteren) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: dob (Neeroeteren, ... ) Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] III-3-2