e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefvader stiefvader: steefvajer (Neeroeteren) De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: steefzoën (Neeroeteren) De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)] III-2-2
stiekem eten sneuken: sneͅi̯kə (Neeroeteren) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] III-2-3
stier duur: dēr (Neeroeteren), var: var (Neeroeteren) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijf van vingers en handen stram: stramp (Neeroeteren) stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)] III-1-2
stijfkop kwade saro: Het is afgel, van het reg.ww. sarren en het zn. een sar: plaaggeest z ook sakker, gedwèringde  eine koaje saro (Neeroeteren), lastige saro: eine lestige saro (Neeroeteren), sakker: sakker (Neeroeteren), stijfkop: sti-jfkop (Neeroeteren), stijverik: sti-jferik (Neeroeteren), warserik: wèèrserik (Neeroeteren), warskop: wèèrskop (Neeroeteren, ... ), warszak: wèèrszak (Neeroeteren) dwarskop || koppigaard || kwaadaardige dwarskop III-1-4
stijfsel stijf: samen met znd 7, 48  stīf (Neeroeteren), stijfsel: samen met znd 7, 48  stivsəl (Neeroeteren), stīfsəl (Neeroeteren) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stiefsel (Neeroeteren), stiefsels (Neeroeteren), stievsel (Neeroeteren), stijfselpap: stiefselpap (Neeroeteren) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibī.gǝls (Neeroeteren) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stikken (Neeroeteren) Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)] III-1-2