e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brutaal assurant: asserant (Neeroeteren), hè is asserant (Neeroeteren), hè is zou asserant (Neeroeteren), astrant: hê is astrant (Neeroeteren) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bijs: bies (Neeroeteren, ... ), ein bi-js (Neeroeteren), regenbijs: rēgelbies (Neeroeteren, ... ), regenbui: règenbie (Neeroeteren) bui, regen [ZND 01 (1922)] || bui, regenbui || regenbui [ZND 06 (1924)] || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buik: boek (Neeroeteren), bōē.k (Neeroeteren), bōēk (Neeroeteren), bu:ək (Neeroeteren), pens: pɛ.ns (Neeroeteren) buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) bierbuik: be:rbu:ək (Neeroeteren), pens: pɛns (Neeroeteren, ... ) buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikbroek wijde boks: wyj boks (Neeroeteren) Broek voor een gezet figuur. [N 59, 162] II-7
buikkrampen koliek: kǝlīǝk (Neeroeteren) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buikpijn buikpijn: baukpien (Neeroeteren), boekpien (Neeroeteren, ... ) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buiksuçon buiksuçon: būksǝkoŋ (Neeroeteren) Gebogen taillenaad voor veel buikwelving. [N 59, 94d] II-7
buikvoorsprong buikbreedte: būkbręjdjǝ (Neeroeteren) Maat genomen van de voorpartij van de taillewijdte. De taillewijdte bestaat uit twee ongelijke helften, de achterhelft noemt men de lendenbreedte en de voorpartij de buikvoorsprong (Papenhuyzen II, pag. 11). Zie afb. 28. [N 59, 45b; N 59, 44c] II-7
buil zak: zak (Neeroeteren) Wollen zakje waarin het geplette en verwarmde oliezaad wordt verpakt. De buil wordt vervolgens gelegd tussen omslagen van leer met paardeharen voering, de zgn. haar. [Jan 278] II-3