e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
erwt, algemeen erwt: ert (Neeroeteren), ɛ.rt (Neeroeteren) erwt || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5, I-7
erwtensoep erwtensoep: Een volkse uitdr: Ertesop, di-j hiltsj de bòks op  ertesop (Neeroeteren) erwtensoep III-2-3
es es: eͅs (Neeroeteren) es (boom) [ZND m] III-4-3
esdoorn es: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  es (Neeroeteren), essenstruik: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  aissestroek (Neeroeteren), harinkjesboom: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  hèringskesboum (Neeroeteren) es, esdoorn [ZND 34 (1940)] III-4-3
etagère etagère: ētagēͅ.r (Neeroeteren), uitstalkast: oêtstalkast (Neeroeteren), zilverkastje: zelvərkɛ̄stjə (Neeroeteren) Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)] III-2-1
eten (ww.) eten: èten (Neeroeteren), Dèè kan ète wi-j einen heimejjer: Die kan bijzonder goed eten  ète (Neeroeteren), plaats met frequent behoud van "n"in auslaut  éétə(n) (Neeroeteren) eten [RND], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensresten afval: aafval (Neeroeteren), knauwelen: knauwele (Neeroeteren), overschot: ieëversjóét (Neeroeteren), iëverschoët (Neeroeteren) Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
etter etter: ètter (Neeroeteren), materie: meterie (Neeroeteren), məteri (Neeroeteren) etter [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt men het geelachtige of gronachtige vocht, dat uit een zweer komt (Nederl. etter, pus) ? [ZND 49 (1958)] III-1-2
evenaar, tweespanszwenghout dobbele [eghaam]: dǫbǝlǝ(n) [eghaam] (Neeroeteren), koppel[eghaam]: kǫpǝl[eghaam] (Neeroeteren) De balans of het dubbele zwenghout is het dwarse verbindingsstuk tussen een (zwaar) akkerwerktuig en de beide zwenghouten van een tweespan. Zie afb. 99. Bij de betrokken woordtypen hieronder is in (d)wars e.d. steeds de a als klinker aangehouden, ook al beantwoordt aan de dialectvarianten meestal een type met e (dwerg e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het ''...''-gedeelte van sommige varianten zij verwezen naar het lemma ''zwenghout''. De daar onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn in dit lemma door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 34b; N 11A, 104; N 13, 87 add.; N 17, 69b add.; div.; monogr.] I-2
evene evie: hīǝ.vi (Neeroeteren), īǝ.vi (Neeroeteren) Avena strigosa Schreber. Schrale haver, lichte soort haver, waarvan de korrels niet zo groot worden als die van de Avena sativa L. (zie het lemma ''haver'', 1.2.5) en waarvan de teelt al in de vijftiger jaren in Limburg verdwenen was. In het eerste lid van de samenstelling ossehaver ligt het bijbegrip van iets van een mindere kwaliteit besloten; het staat dan ook tegenover paardehaver: de gewone haver. Zie voor de fonetische documentatie van het woord [haver] het lemma ''haver'' (1.2.5). Zie afbeelding 1, c. [JG 1a, 1b; L 35, 102; monogr.; add. uit A 2, 31] I-4