e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesneden vrouwelijk varken kween: kwēn (Neeroeteren) Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.] I-12
gesp boksengesp: boksegesp (Neeroeteren), gesp: gasp (Neeroeteren), gāsp, geͅsp, geͅspkə (Neeroeteren), trekker: trékker (Neeroeteren) de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || gesp [ZND 01 (1922)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
gespeend veulen veulen: vīǝ.lǝ (Neeroeteren) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gesteven voorstuk van een overhemd plastron (fr.): plāstro͂ͅ, -s, -kə (Neeroeteren) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestreepte broek fantasieboks: fanteziejbóks (Neeroeteren), gestreepte boks: gəstribdə boks (Neeroeteren) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] || de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)] III-1-3
getailleerd colbert gekorseerde jas: gekorseerdje jas (Neeroeteren) een getailleerd colbert [N 59 (1973)] III-1-3
getailleerde jas gecentreerde mantel: gesentreerdje mantel (Neeroeteren) geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)] III-1-3
getob; tobben gelommel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gelommel (Neeroeteren), gemartel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemartel (Neeroeteren), gesukkel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gesuggel (Neeroeteren), gesukkel (Neeroeteren) gemartel [ZND 01 (1922)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwd vrouwmens: gətraojṭ fraowməs (Neeroeteren) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuige zijn bruidsknecht zijn: broedsknecht zeen (Neeroeteren), bruidsmaagd zijn: broedsmaagd zeen (Neeroeteren), getuige zijn: getiege zeen (Neeroeteren) getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)] III-2-2