17626 |
glazuur |
glazuur:
glazuur (L368p Neeroeteren)
|
Glazuur: de glinsterende laag waarmee de tanden bedekt zijn (glazuur, email, wit). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
26355 |
gleuf |
rabat:
rǝbat (L368p Neeroeteren)
|
De groef in de sluisstijlen waarin de sluisdeuren passen. De deuren van de maalsluis dalen in het algemeen schuin naar beneden, terwijl de deuren van de wendsluis gewoonlijk loodrecht tegen de T-vormige sluisstijlen op en neer kunnen bewegen. De woordtypen rabat (P 53, P 57, P 58), winkelhaak (P 50) en lat (Q 83) zijn specifiek van toepassing op de T-vormige uitsparing in de sluisstijlen van de wendsluis. [Vds 51; Jan 45; Coe 33; Grof 54]
II-3
|
22376 |
glijbaan |
schuif:
/
schief (L368p Neeroeteren),
slibberbaan:
/
slibberbaan (L368p Neeroeteren)
|
glijbaan [SND (2006)] || schuifaf [SND (2006)]
III-3-2
|
17853 |
glijden |
slibberen:
slibbere (L368p Neeroeteren)
|
slieren (op het ijs glijden zonder schaatsen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
18879 |
glimlachen |
achter in zijn mond lachen:
he lachde achter in ziene mond (L368p Neeroeteren),
glimlachen:
glimlache (L368p Neeroeteren),
glimlachen (L368p Neeroeteren),
greilachen:
wnt V, 644: greien: krijten, schreien
grielachen (L368p Neeroeteren),
grijnslachen:
vals lachen
grienslachen (L368p Neeroeteren),
lief lachen:
leef lache (L368p Neeroeteren)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
19456 |
gloed |
hitst:
hetst (L368p Neeroeteren),
hitte:
hitte (L368p Neeroeteren)
|
Hitte, warmte die van een vurige massa uitstraalt (gloed, hitte, warmte) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18957 |
gluiperd |
schijnheilige:
chienheilige (L368p Neeroeteren)
|
gluiperd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
good loestere (L368p Neeroeteren),
good loesteren (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
viervoetig:
vērvētǝx (L368p Neeroeteren)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|
19102 |
goedheid |
goedheid:
ook materiaal znd 24, 20
gootheid (L368p Neeroeteren),
goedigheid:
Det minske is de gotigheid in persuun
gotigheid (L368p Neeroeteren),
ook materiaal znd 24, 20
gotigheid (L368p Neeroeteren),
gōtixeït (L368p Neeroeteren)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|