24509 |
kamille (alg.) |
hondsbloem:
hònsbloom (L368p Neeroeteren)
|
kamille
III-4-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
betekenis: onderlijfje met lange mouwen, in interloek (?)
kaməzoͅl (L368p Neeroeteren)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kamǝ (L368p Neeroeteren),
kemmen (L368p Neeroeteren),
kèmme (L368p Neeroeteren),
kèmmen (L368p Neeroeteren),
kɛm (L368p Neeroeteren),
tanden:
tenj (L368p Neeroeteren
[(id)]
)
|
De tanden van het aswiel in wind- en watermolen. De tanden van het aswiel zijn in het algemeen vervaardigd van een harde of taaie houtsoort. Verscheidene zegslieden vermelden dan ook het gebruik van beukehout. In de meeste watermolens was het (houten) rondsel aan het uiteinde van het staakijzer meestal vervangen door een (metalen) kamwiel. De benamingen voor de tanden van dit kamwiel zijn eveneens hieronder opgenomen. Zie ook het lemma ɛstavenɛ.' [N O, 11l; Vds 91; Vds 92; Jan 101; Coe 80; Coe 83; Grof 106; A 42A, 12] || kammen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
II-3, III-1-3
|
26291 |
kammen en staven insmeren |
smeren:
smīǝ.rǝ (L368p Neeroeteren)
|
[Jan 110; Coe 85; Grof 107]
II-3
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
ān gēne kant van t kanaal (L368p Neeroeteren)
|
Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
19578 |
kandelaar |
luchter:
lichter (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
B.v.: \'eine tiene lichter\', \'eine koepere lichter\'.
lichter (L368p Neeroeteren)
|
Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
borstsòkker (L368p Neeroeteren),
botsòkker (L368p Neeroeteren)
|
kandijsuiker in gestampte klompjes
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
Eè stèèfke keniêl bi-j de père doon
keniêl (L368p Neeroeteren)
|
kaneel
III-2-3
|
19109 |
kans |
ruimte:
ri-jmte (L368p Neeroeteren)
|
kans, mogelijkheid
III-1-4
|
27442 |
kap |
schaal:
šal (L368p Neeroeteren)
|
Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.]
II-12
|