21461 |
kibbelen |
krekelen:
ze zeen weer aan⁄t krēkelen (L368p Neeroeteren),
ze zeen weer aan⁄t krèkelen (L368p Neeroeteren),
zieë zeen weer aan krèkelen (L368p Neeroeteren),
muilen:
zie zeen weer aan⁄t moellen (L368p Neeroeteren),
stechelen:
aan⁄t steggelen (L368p Neeroeteren)
|
Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18208 |
kiel |
kegel:
ke.gəl, -s, -kə (L368p Neeroeteren),
kegel (L368p Neeroeteren),
kēgel (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
kegeltje:
kegelke (L368p Neeroeteren)
|
hes (blauwe boerenkiel) [ZND 01 (1922)] || kiel [ZND 01 (1922)] || kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)] || kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24513 |
kiem |
scheutje:
sjiêtsje (L368p Neeroeteren)
|
scheutje
III-4-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
schieten:
šētǝ (L368p Neeroeteren)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kin (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
Het rijtje op één na bezet heet kokkederm.
kin (L368p Neeroeteren)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kinnen (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
17764 |
kies |
baktand:
baktand (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
Eigenlijk hetzelfde als 046b: maaltand.
baktand (L368p Neeroeteren),
dikke tand:
dikken tand (L368p Neeroeteren),
grote tand:
enne groëte tand (L368p Neeroeteren),
maaltand:
Eigenlijk hetzelfde als 045a: baktand.
maaltand (L368p Neeroeteren)
|
baktand [ZND 01 (1922)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een dikke tand geheel achter in de mond [ZND 29 (1938)] || een dikke tand; indien er twee verschillende woorden bestaan, de beide woorden opgeven voor: een gewone dikke tand [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
20592 |
kieskauwen |
met lange tanden eten:
mét lang tan êten (L368p Neeroeteren),
pikkelen:
p‧ekələ (L368p Neeroeteren)
|
zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20498 |
kieskauwer |
krijtelijke eter:
eine kriêteliken èter (L368p Neeroeteren),
pikkelaar:
p‧ekəl‧ēͅr (L368p Neeroeteren),
slechte eterd:
slechte êtert (L368p Neeroeteren),
treuzelaar:
treuzelair (L368p Neeroeteren)
|
die alleen maar echt lekkere, fijne zaken eet || lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] || zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20571 |
kieskauwerig |
krijtelijk:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1(a-m)
krietelik (L368p Neeroeteren),
krijtelijk op het eten:
krī.ətələk oͅpət˂‧ēͅtə (L368p Neeroeteren)
|
kieskeurig [ZND 27 (1938)] || lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)]
III-2-3
|