23216 |
koor |
koor:
de kouer in de kerk (L368p Neeroeteren),
het koer van de kerk (L368p Neeroeteren),
het koer van de kèrk (L368p Neeroeteren),
koer (L368p Neeroeteren)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] || Koor. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
18531 |
koordje i.p.v. knoopsgat |
nestel:
nistel (L368p Neeroeteren)
|
een koordje i.p.v. een knoopsgat [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
korse (L368p Neeroeteren),
kortsen (L368p Neeroeteren),
koͅrsə (L368p Neeroeteren),
[opg. correct?, rk]
korste (L368p Neeroeteren)
|
hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-1-2
|
33806 |
koot |
koot:
kűǝt (L368p Neeroeteren)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
19856 |
kop |
kop:
kop (L368p Neeroeteren)
|
[JG 1a, 1b]
I-9
|
33063 |
kop van de schoof |
kop:
kop (L368p Neeroeteren)
|
De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b]
I-4
|
26424 |
kop van het staakijzer |
kop:
kǫp (L368p Neeroeteren)
|
Het uiteinde van het staakijzer in watermolens. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in A. de vierkante kop van het staakijzer die bij het vast werk past in het gat van de viertakrijn, en B. de bolvormige, van een gleuf voorziene kop van het staakijzer die bij het balanceerwerk past in de (tweetak)rijn. In de gleuf van de kop bevindt zich daartoe een punt die in een holte aan de onderzijde van de rijn valt. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛvast werkɛ en ɛbalanceerwerkɛ.' [Vds 133; Vds 137; Jan 126; Coe 104; Grof 122]
II-3
|
33137 |
kopdorser |
kopmachine:
kopmǝšīn (L368p Neeroeteren)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28871 |
kopieerwieltje |
rolletje:
rɛlkǝ (L368p Neeroeteren)
|
Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4]
II-7
|
19582 |
kopje |
bak:
grote tas
bak (L368p Neeroeteren),
jatte (fr.):
zjat (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
gewone tas
zjat (L368p Neeroeteren),
Van di-j gotigheid höbste gein zjat nudig: van dat goed spul is een beetje al voldoende
zjat (L368p Neeroeteren),
jatte-tje:
zetsje (L368p Neeroeteren),
zjetsje (L368p Neeroeteren),
kermistasjes
zjetjə (L368p Neeroeteren),
kom:
grote tas
kom (L368p Neeroeteren),
kommetje:
kimke (L368p Neeroeteren),
Eè kumke mölk
kumke (L368p Neeroeteren),
kopje:
kèpkə (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
képkə (L368p Neeroeteren),
tas:
tas (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren)
|
een grote drinkkop zonder oor || een grote kop zonder oor || een kopje zonder oor || kommetje of een kopje zonder oor || kop || kopje || kopje, tas [ZND 28 (1938)], [ZND 45 (1946)], [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|