18604 |
korset |
korset (<fr.):
kerset (L368p Neeroeteren)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20617 |
korst |
korstje:
verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.
korstje (L368p Neeroeteren)
|
eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)]
III-2-3
|
18361 |
kort onderrokje |
poeprokje:
poeprekske (L368p Neeroeteren)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
gatlint:
yaatlint (L368p Neeroeteren)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempich (L368p Neeroeteren),
dempig (L368p Neeroeteren),
deͅmpix (L368p Neeroeteren),
kort:
kort van oaëm (L368p Neeroeteren)
|
dempig [ZND 01 (1922)], [ZND m] || hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
capitula:
kappittula (L368p Neeroeteren),
korte boks:
ein korte boks (L368p Neeroeteren),
koͅrtə boks (L368p Neeroeteren)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] || een korte broek [N 59 (1973)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
get:
gètten (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
gêt (L368p Neeroeteren),
-> e paar getten.
getten (L368p Neeroeteren)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
koͅrtə ondərboks (L368p Neeroeteren)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
stoep:
stup-stupə-stupkə (L368p Neeroeteren),
stomp:
2 zijplooien en rugbandje, dikke wollen stof
stomp (L368p Neeroeteren)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)] || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26630 |
kortmeel |
kortmeel:
kǫrtmę̄.l (L368p Neeroeteren),
kǫrtmę̄l (L368p Neeroeteren)
|
Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e]
II-3
|