e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laatste voer laatste vracht: lęstǝ vraxt (Neeroeteren) De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59] I-4
ladderboom leierboom: lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (Neeroeteren), (mv)  lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (Neeroeteren) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: lāi (Neeroeteren, ... ), lade van de tafel: lāi van də taofəl (Neeroeteren, ... ), lāi van də toafəl (Neeroeteren), lāi van də tôfəl (Neeroeteren), schuif: sji-jf (Neeroeteren), Hèè trok het sji-jfke upe  sji-jf (Neeroeteren), tafellade: tōͅfəllāi̯ (Neeroeteren) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schuif III-2-1
lade in de kleermakerstafel bergplaats: bęrxplāts (Neeroeteren) De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b] II-7
laden laden: lāi̯.ǝ (Neeroeteren) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vraxt (Neeroeteren) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage herenschoen, molière lage mansluischoen: lieg mansliesjoon (Neeroeteren), lage mansschoen: lieg manssjoon (Neeroeteren) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kachel voor de ketel met was of veevoer bereklauw: bē̜ ̞rǝnklǫu̯ (Neeroeteren), vuur: vēr (Neeroeteren) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6
lage klomp lage klomp: ligǝ [klomp] (Neeroeteren), riemklomp: rēm[klomp] (Neeroeteren) Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.] II-12
lage klomp? lage klomp: liege klomp (Neeroeteren), riemklomp: reemklompe (Neeroeteren) klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)] III-1-3