33089 |
laatste voer |
laatste vracht:
lęstǝ vraxt (L368p Neeroeteren)
|
De laatste wagenvracht van de oogst die naar de boerderij wordt gereden. Zie de toelichting bij het lemma ''oogst binnenhalen'' (5.1.1). [L 8, 59]
I-4
|
34581 |
ladderboom |
leierboom:
lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (L368p Neeroeteren),
(mv)
lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (L368p Neeroeteren)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
lāi (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren),
lade van de tafel:
lāi van də taofəl (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
lāi van də toafəl (L368p Neeroeteren),
lāi van də tôfəl (L368p Neeroeteren),
schuif:
sji-jf (L368p Neeroeteren),
Hèè trok het sji-jfke upe
sji-jf (L368p Neeroeteren),
tafellade:
tōͅfəllāi̯ (L368p Neeroeteren)
|
een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schuif
III-2-1
|
28866 |
lade in de kleermakerstafel |
bergplaats:
bęrxplāts (L368p Neeroeteren)
|
De lade in de kleermakerstafel, waarin men opbergt wat nog niet wordt behandeld. Volgens de informant van Q 198 was er geen lade in de tafel. [N 59, 1b]
II-7
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (L368p Neeroeteren)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L368p Neeroeteren)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage mansluischoen:
lieg mansliesjoon (L368p Neeroeteren),
lage mansschoen:
lieg manssjoon (L368p Neeroeteren)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
bereklauw:
bē̜ ̞rǝnklǫu̯ (L368p Neeroeteren),
vuur:
vēr (L368p Neeroeteren)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
32447 |
lage klomp |
lage klomp:
ligǝ [klomp] (L368p Neeroeteren),
riemklomp:
rēm[klomp] (L368p Neeroeteren)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
lage klomp:
liege klomp (L368p Neeroeteren),
riemklomp:
reemklompe (L368p Neeroeteren)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|