21478 |
liniaal |
regel:
eine riegel (L368p Neeroeteren),
eine règel (L368p Neeroeteren),
enne rëgel (L368p Neeroeteren)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
33765 |
linkerkant van het paard |
binnenkant:
bęnǝkant (L368p Neeroeteren)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
lengs (L368p Neeroeteren),
lènks (L368p Neeroeteren),
lénks (L368p Neeroeteren)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse klauw:
eine lijnkse klauw (L368p Neeroeteren),
linkse, een -:
eine lénkse (L368p Neeroeteren),
ijne lènkse (L368p Neeroeteren),
ne lengse (L368p Neeroeteren)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝn (L368p Neeroeteren),
lijwaad:
livǝt (L368p Neeroeteren),
(mv)
livǝtž (L368p Neeroeteren),
lijwand:
livǝnt (L368p Neeroeteren),
livǝntj (L368p Neeroeteren),
lęjvǝnt (L368p Neeroeteren)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lep (L368p Neeroeteren),
lip (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
lippen (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren,
L368p Neeroeteren),
løp (L368p Neeroeteren)
|
lip [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
le.p (L368p Neeroeteren)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lesch (L368p Neeroeteren),
lesschen (L368p Neeroeteren),
lisch (L368p Neeroeteren),
lèsch (L368p Neeroeteren)
|
lis [ZND 29 (1938)] || soorten lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
lienteike (L368p Neeroeteren),
lieëntijken (L368p Neeroeteren),
linteͅikə (L368p Neeroeteren),
litteken:
lieteiken (L368p Neeroeteren),
litteiken (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
littejken (L368p Neeroeteren)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)] || litteken [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
kuimen:
kīmǝ (L368p Neeroeteren)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|