17721 |
loeren |
loeren:
lo:ərə (L368p Neeroeteren)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
tloͅf (L368p Neeroeteren),
ət loͅf (L368p Neeroeteren)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
20636 |
lolly |
lekstek:
l‧ɛkstɛk (L368p Neeroeteren)
|
snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
karheŋst (L368p Neeroeteren)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
17688 |
long |
long:
lōng (L368p Neeroeteren)
|
long [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
31224 |
lood |
lood:
lȳt (L368p Neeroeteren)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
31186 |
loodgieter |
gootwerker:
guǝtwęrkǝr (L368p Neeroeteren),
loodgieter:
lūt˲gētǝr (L368p Neeroeteren),
lūǝt˲gētǝr (L368p Neeroeteren),
plombeerder:
plǫmbērdǝr (L368p Neeroeteren
[(maakt en herstelt loden buizen)]
)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
24846 |
loof |
loof:
luîf (L368p Neeroeteren)
|
loof, lover
III-4-3
|
30797 |
looi |
looi:
lūj (L368p Neeroeteren)
|
Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m]
II-10
|
30795 |
looien |
looien:
lūjǝ (L368p Neeroeteren)
|
Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.]
II-10
|