22739 |
marmeren beeld |
beeld:
marmeren beeldj (L368p Neeroeteren)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
22440 |
masker |
mombakkes:
mombakkes (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
mommegezicht:
mommegezicht (L368p Neeroeteren)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Masker. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
bontgoed:
bont˱gōt (L368p Neeroeteren),
masteluin:
mastǝlɛi̯n (L368p Neeroeteren)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
19393 |
matras |
beddenzak:
beͅdəzak (L368p Neeroeteren),
matras:
matras (L368p Neeroeteren),
metras (L368p Neeroeteren)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L368p Neeroeteren)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L368p Neeroeteren),
mazelen (L368p Neeroeteren),
mazeren:
maazeren (L368p Neeroeteren),
mazeren (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
ein goue medalie (L368p Neeroeteren),
ein gouwe medalie (L368p Neeroeteren),
en gouwe medalie (L368p Neeroeteren),
ijn gouwe medalie (L368p Neeroeteren)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
20925 |
mede |
honingsbier:
hoeningsbeer (L368p Neeroeteren)
|
mede [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
compassie (L368p Neeroeteren),
koompassie (L368p Neeroeteren),
ich wuiw det ich kòmpassie möt dich kos höbbe: tegen iemand die onterecht aan het klagen is (klage möt gezòn bein)
kòmpassie (L368p Neeroeteren)
|
medelijden [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
18161 |
medicijn |
medicament:
medicamenten (L368p Neeroeteren),
pil:
pillen (L368p Neeroeteren)
|
Medicijn, geneesmiddel (geneesmiddel, medicijn, medicament, (pillen)) [N 107 (2001)]
III-1-2
|