e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bergtop top: top (Neeroeteren) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] III-4-4
bergx bergen (mv.): mv.!  bèrrəch (Neeroeteren) berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht tijding: ich heb tieing gekriegen (Neeroeteren) Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
beroerte beslag: beslaag (Neeroeteren), beslaag kregen (Neeroeteren), beslaag kriegen (Neeroeteren, ... ) Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)] || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] III-1-2
berrie ber(ri)g: (mv)  bęrǝgǝ (Neeroeteren), berrie: bęrǝx (Neeroeteren) Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.] I-13, II-3
beschimmeld beschimmeld: besjimmeld (Neeroeteren), besjimmeltj (Neeroeteren), bešeməlž (Neeroeteren), bəš‧eməltj (Neeroeteren) beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)] || beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)] III-2-3
beschimmelen bederven: bəd‧eͅrvə (Neeroeteren) Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)] III-2-3
beschuit beschuit: 1a-m  beschiet (Neeroeteren), bisjuut (Neeroeteren), bĭschuut (Neeroeteren) beschuit [ZND 21 (1936)] III-2-3
beschuit met muisjes beschuit met muizenkeuteltjes: besjíét met móézekíételkes (Neeroeteren, ... ) Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)] III-2-2, III-2-3
beschuitpap beschuitenpap: besji-jtepap (Neeroeteren), besjíétepap (Neeroeteren), luiwijverpap: die kon het snelste klaargemaakt worden  leiwi-jverpap (Neeroeteren) benaming voor besji-jtepap (melk met beschuit) || melk met beschuit || Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3