e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mouwschort mouwenscholk: moeweschjolk (Neeroeteren) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
mouwsplitje splitje: spletjǝ (Neeroeteren) Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a] II-7
mouwvoering aannaaien mouwen aannaaien: muwǝ ānnęjǝ (Neeroeteren) De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127] II-7
mug mug: mègk (Neeroeteren) mug III-4-2
muik kuil: k‧ūl (Neeroeteren) mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)] III-2-3
muilband naafband: nāf˱ba.nt (Neeroeteren) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilpeer slag in het gezicht: slaag in `t gezicht (Neeroeteren), stomp in de muil: Gemeen.  stomp in zien moel (Neeroeteren) hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] III-1-2
muiltje insteker: instekers (Neeroeteren), muil: mellne (Neeroeteren) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
muis muis: mûs (Neeroeteren), muisje: mi-jske (Neeroeteren) muis || muisje III-4-2
muis van de hand muis: mu:əs (Neeroeteren) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1