18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
moeweschjolk (L368p Neeroeteren)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
29066 |
mouwsplitje |
splitje:
spletjǝ (L368p Neeroeteren)
|
Het splitje onder aan de mouw van het colbert. [N 59, 131a]
II-7
|
29069 |
mouwvoering aannaaien |
mouwen aannaaien:
muwǝ ānnęjǝ (L368p Neeroeteren)
|
De voering van de mouw aan het armsgat hechten. [N 59, 127]
II-7
|
24356 |
mug |
mug:
mègk (L368p Neeroeteren)
|
mug
III-4-2
|
20598 |
muik |
kuil:
k‧ūl (L368p Neeroeteren)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26147 |
muilband |
naafband:
nāf˱ba.nt (L368p Neeroeteren)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
17872 |
muilpeer |
slag in het gezicht:
slaag in `t gezicht (L368p Neeroeteren),
stomp in de muil:
Gemeen.
stomp in zien moel (L368p Neeroeteren)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
insteker:
instekers (L368p Neeroeteren),
muil:
mellne (L368p Neeroeteren)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mûs (L368p Neeroeteren),
muisje:
mi-jske (L368p Neeroeteren)
|
muis || muisje
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
mu:əs (L368p Neeroeteren)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|