id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18609 | nachthemd | nachthemd: nachthimme (Neeroeteren) | nachthemd [N 25 (1964)] III-1-3 |
18608 | nachtjapon | nachtpon: nachtpon (Neeroeteren) | nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18607 | nachtkleren | nachtkleren: nachtkleijer (Neeroeteren) | nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)] III-1-3 |
24214 | nachtzwaluw | geitenmelker: geitemölker (Neeroeteren) | nachtzwaluw III-4-1 |
18937 | nadeel | nadeel: Och, ich weit ¯t neet; de höbs doa eigenlik viêr- of noadeil van noadeil (Neeroeteren) | nadeel III-1-4 |
34179 | nageboorte van de koe | rein: rɛi̯.n (Neeroeteren) | [N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.] I-11 |
33881 | nageboorte van het paard | ligger: legǝr (Neeroeteren) | Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55] I-9 |
17770 | nagel | nagel: nagel (Neeroeteren, ... ) | [ZND 30 (1939)] III-1-1 |
32986 | nagewas | herfst: hęrǝst (Neeroeteren) | Het tweede gewas dat op een veld wordt geteeld nadat men er eerder al geoogst heeft. Bamis is een verkorting van ''Bavo-mis'', ofwel 1 oktober, feest van Sint Bavo; het heeft dan ook de betekenis van "herfst". Vergelijk het lemma ''zaaien, van nagewas'' (2.3). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4 |
32955 | nagras, tweede hooioogst | achtermaad: axtǝrmǭt (Neeroeteren) | De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3 |