e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peul schaal: schaal (Neeroeteren), sjaal (Neeroeteren), ch als cheval  chaal (Neeroeteren), geen bijzondere naam  sjaal (Neeroeteren) groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) hauw: hau (Neeroeteren), schaal: schaal (Neeroeteren), šāl (Neeroeteren, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: oeətdoon (Neeroeteren), ū.dō.n (Neeroeteren), ū.i̯dō.n (Neeroeteren) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulerwten sokkererwten: sokəreͅ.rtə (Neeroeteren) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulvruchten afhalen vezen: vēͅzə (Neeroeteren), peulvruchten (inz. bonen) ontdoen van de zijdraad  vèze (Neeroeteren) de vezeldraad van een peulvrucht verwijderen || vezen III-2-3
peuzelen peuzelen: p‧īəzələ (Neeroeteren) peuzelen; Hoe noemt U: Langzaam en met smaak eten (pluizen, peuzelen) [N 80 (1980)] III-2-3
piekeren kniezen: kniezen (Neeroeteren), prakkiseren: hè zaat dao altied te prakkezìeren (Neeroeteren), hè zaat dao te prakkezeeren (Neeroeteren), hè zaat doa altied te prakkezeeren (Neeroeteren), hè zit dao altied te prakkezeren (Neeroeteren) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
pijn pijn: pien (Neeroeteren, ... ), pî.n (Neeroeteren) pijn [RND], [ZND 08 (1925)] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pijnscheut kramp: kramp (Neeroeteren, ... ), scheut: sjiet (Neeroeteren) Sterke kriebeling of trekking door pijn veroorzaken (morren, scheut, steek, kramp). [N 107 (2001)] III-1-2
pijpbeen beenpijp: bei̯npīǝp (Neeroeteren) Het gedeelte van het voorbeen van het paard tussen de knieschijf en de koot tot aan de kogel. Het ondereinde van het pijpbeen vormt het kootbeen. Zie afbeelding 2.23. [JG, 1b; N 8, 32.1, 32.3, 32.6, 32.11, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9