e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pooier pooier: poejer (Neeroeteren) iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 115 (2003)] III-2-2
pook keuterhaak: kītərhōͅk (Neeroeteren), keuterijzer: kītərīzər (Neeroeteren), pook: o.m. om het vuur op te rakelen  puuk (Neeroeteren), rakelijzer: roakeli-jzer (Neeroeteren, ... ), stoofijzer: stoafi-jzer (Neeroeteren), stōͅf˂īzər (Neeroeteren) pook || pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)] III-2-1
poort poort: pūrt (Neeroeteren), pǫrt (Neeroeteren) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: pūǝt (Neeroeteren), pűǝt (Neeroeteren  [(mv pīǝt)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-11, I-9
poot omhoog poot: put (Neeroeteren) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: put[aardappelen] (Neeroeteren), pūǝt[aardappelen] (Neeroeteren), pootgoed: put˲gōt (Neeroeteren) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjebaden pletsen: plɛtsə (Neeroeteren) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] III-1-2
pop pop: en poop (Neeroeteren), pop (Neeroeteren, ... ), poppen (Neeroeteren), pôp (Neeroeteren), pöp (Neeroeteren) Een pop. [ZND 40 (1942)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || pop [GTRP (1980-1995)] III-3-2
portemonnee, beurs portemonnee (<fr.): eine laire portemonné (Neeroeteren), eine leèren portemonnée (Neeroeteren), enne lère portemené (Neeroeteren), ijne leère partemenee (Neeroeteren) Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)] III-3-1
portret, foto portret (<fr.): pertrèt (Neeroeteren), pertrət (Neeroeteren), portret (Neeroeteren) Portret. [ZND 40 (1942)] III-3-2