e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukwind rukwind: rekwend (Neeroeteren), windhoos: wendhoos (Neeroeteren) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rind: rɛnjt (Neeroeteren), rɛntj (Neeroeteren) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel horzel: huursel (Neeroeteren), wesp: weso (Neeroeteren), worspel: horzel  wūərspəl (Neeroeteren) horzel [ZND 01 (1922)] || insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve angel: a.ŋələ (Neeroeteren) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderlapjes rindslapjes: rénds lépkes (Neeroeteren) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee beesten: bīǝstǝ (Neeroeteren) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep rundssoep: rénssop (Neeroeteren) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: roeps (Neeroeteren), rōps (Neeroeteren), ròps (Neeroeteren) rups [ZND 06 (1924)] || rups, vlinderlarve III-4-2
ruw gekloven: de han zeen geklooven van de kau (Neeroeteren), gesprongen: de han zeen gesprongen (Neeroeteren), ruw: roew han (Neeroeteren), winter, de -: ich heb de wèntjer aan mien han (Neeroeteren), wĕnter (Neeroeteren) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruw worden openspringen: mien han sprengen oeëpen (Neeroeteren) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2