21364 |
ruw, hard |
ruw:
det is eine roewe kèrel (L368p Neeroeteren),
det is ne rouwe kèrel (L368p Neeroeteren),
roew (L368p Neeroeteren),
roewe (L368p Neeroeteren)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
21547 |
ruïneren |
runeren (<fr.):
ruineeren (L368p Neeroeteren),
rwieneeren (L368p Neeroeteren),
vernielen:
vernelen (L368p Neeroeteren),
vernielen (L368p Neeroeteren),
verruneren (<fr.):
verenjeweeren (L368p Neeroeteren),
verreneweeren (L368p Neeroeteren),
ten onder gaan door eigen schuld, laten onder komen
verenjewaeren (L368p Neeroeteren),
vernielen, iets kapot maken. Hè heèt ht hiel book verreneweerd
verreneweèren (L368p Neeroeteren)
|
woord dat van het Frans ruiner komt (renuweren, verreneweren): uitspraak en betekenis [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
knauwelen:
knawələ (L368p Neeroeteren),
sabberen:
zabərə (L368p Neeroeteren)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
de sacramentsprocessie (L368p Neeroeteren),
sakkermentspercessie (L368p Neeroeteren),
sakramentsprocessie (L368p Neeroeteren),
sakrementspersessie (L368p Neeroeteren)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
28592 |
salpeter |
salpeter:
salpīǝtǝr (L368p Neeroeteren)
|
Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b]
II-6
|
21571 |
salueren |
salueren (<fr.):
de soldaoten moeten saluèren (L368p Neeroeteren),
salueeren (L368p Neeroeteren)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
samendoen:
die twie doon samen (L368p Neeroeteren)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandaal (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
zomerschoen:
zomerschoen (L368p Neeroeteren)
|
klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] || sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28797 |
satijn |
satijn:
satīn (L368p Neeroeteren)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
21028 |
saus |
saus:
sààws (L368p Neeroeteren)
|
saus [RND]
III-2-3
|