e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snottebel snotterbel: snuətərbɛl (Neeroeteren) neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2
snotteren snoeven: snoeven (Neeroeteren) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuifje snuif: snū.əf (Neeroeteren), snuifje: snuifke (Neeroeteren) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuiftabak snuif: snûf (Neeroeteren, ... ) fijngemalen tabak || snuif III-2-3
snuit naas: nās (Neeroeteren), snuit: snu:ət (Neeroeteren), snű̄.t (Neeroeteren) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
snurken snurken: snɛrkə (Neeroeteren) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep sop: sop (Neeroeteren), In het kuukbook stònge de resepte van versjillige soppe  sop (Neeroeteren) soep || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soepkip soephen: sop-hin (Neeroeteren) kip in water gekookt [N 37 (1971)] III-2-3
soepterrine soepterrine: een diepe schaal waarin men de soep opdient  soptri-jn (Neeroeteren) soepterrine III-2-1
soepvlees soepenvlees: soppevleis (Neeroeteren), s‧opəvl‧eͅi̯s (Neeroeteren) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3