e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitdenken prakkedenken: prakkedènke (Neeroeteren) een enigzins grappige contaminatie: prakkezère en dènke: nadenken III-1-4
uiteenploegen afploegen: ã.f[ploegen] (Neeroeteren), vaneenaf ploegen: vanęi̯n`ãf [ploegen] (Neeroeteren) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgestort zaad van de hengst sprongen: spręŋk (Neeroeteren) [N 8, 48 en 49] I-9
uitglijden uitschampen: u:ətṣampə (Neeroeteren), uitslibbelen: oetslibbelen (Neeroeteren), uitslibberen: ūĕtslibbərən (Neeroeteren) uitglijden [ZND 24 (1937)] || uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithalen bodemen: bȳjǝmǝ (Neeroeteren), uitkappen: űtkapǝ (Neeroeteren), weghouwen: wɛxhǫjwǝ (Neeroeteren) Algemene benaming voor het uitkappen van de groeven van een molensteen. Zie voor meer specifieke handelingen bij het uitkappen van de groeven de lemmata ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ, ɛdiep scherpenɛ enzovoorts.' [Vds 222; Jan 201; Coe 175; Grof 205] II-3
uithalen van de doorslagsteken uitvamen: ūtvē̜mǝ (Neeroeteren) Het verwijderen van de doorslagsteken. [N 59, 51b] II-7
uitkomen uitkomen: ű.tko.mǝ (Neeroeteren) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitleggen uitzomen: ūtzø̜jmǝ (Neeroeteren) Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7
uitmaken wie mag beginnen eerste gewint is kattegespint: het ierste gewint is kattegespint (Neeroeteren) Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] III-3-2
uitneembaar frontje plastron (fr.): plastron (Neeroeteren) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3