34466 |
vechthaan |
vechthaan:
vɛxthā.nǝ (L368p Neeroeteren)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
vee:
vīǝ (L368p Neeroeteren)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
veearts:
viārs (L368p Neeroeteren)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
kandelen:
Ich zaat möt eine straffe kater, want staags van vèèrs hauw uis "kòmpeni-j"dureweg gekaanjeldsj
kaanjele (L368p Neeroeteren),
lampetten:
lampötte (L368p Neeroeteren),
slempen:
sl‧ɛ̄mpə (L368p Neeroeteren),
zuipen:
zoepen (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
zūpə (L368p Neeroeteren)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || stevig doordrinken || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderboks:
flodərboks, -ə, -kə (L368p Neeroeteren),
wijde boks:
wuujbóks (L368p Neeroeteren)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] || een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
doorjager:
dū.ərj‧īəgər (L368p Neeroeteren),
varken:
vèrken (L368p Neeroeteren),
vreetzak:
vr‧ēͅt˃z‧ak (L368p Neeroeteren)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24262 |
veer |
pluim:
plûm (L368p Neeroeteren),
veer:
vèèr (L368p Neeroeteren)
|
pluim || veer, pluim
III-4-1
|
34267 |
veestapel |
beesten:
bīǝstǝ (L368p Neeroeteren)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34282 |
veevoer verzamelen |
maaien:
mɛi̯ǝn (L368p Neeroeteren),
plukken:
plękǝ (L368p Neeroeteren),
snijden:
sniǝn (L368p Neeroeteren)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L368p Neeroeteren),
keren:
kieren (L368p Neeroeteren),
kiêre (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
kiərən (L368p Neeroeteren),
kīrə (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] || Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)] || met de bezem vegen || schoonvegen || uitkeren
III-2-1
|