18682 |
bontmantel |
pelsmantel:
pəlsmāntəl (L368p Neeroeteren)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32550 |
boodschappenmand |
commissiekalbas:
kǝmesikǝlbas (L368p Neeroeteren),
kalbas:
kǝlbas (L368p Neeroeteren),
korfje:
kø̜rfkǝ (L368p Neeroeteren)
|
Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.]
II-12
|
22552 |
boog |
boog:
bo.ch (L368p Neeroeteren),
boag (L368p Neeroeteren),
boeg (L368p Neeroeteren),
boͅ.ch (L368p Neeroeteren),
ene bohch (L368p Neeroeteren),
beegske
bōͅg (L368p Neeroeteren),
flitsboog:
flitsbaog (L368p Neeroeteren)
|
boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
22785 |
boog add. |
kruisboog:
kriesbôg (L368p Neeroeteren)
|
Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
III-3-2
|
22464 |
boogschuttersgilde |
schutten (mv.):
de schêtten (L368p Neeroeteren),
schette (L368p Neeroeteren),
schutterij:
schètterie (L368p Neeroeteren)
|
Een gilde. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bou̯m (L368p Neeroeteren),
buim (L368p Neeroeteren)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bongerd:
bongerd (L368p Neeroeteren),
boŋərt (L368p Neeroeteren),
bōngerd (L368p Neeroeteren),
fruitwei:
freitwei (L368p Neeroeteren),
freͅi̯t[wei} (L368p Neeroeteren)
|
boomgaard [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24126 |
boomklever |
boomlopertje:
buimleiperke (L368p Neeroeteren)
|
boomklevertje
III-4-1
|
24511 |
boomstronk |
poest:
pûst (L368p Neeroeteren)
|
boomstronk
III-4-3
|
34565 |
boomwagen |
huts:
hets (L368p Neeroeteren)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|