21528 |
welkom |
welkom:
hie is er altied willekom (L368p Neeroeteren)
|
Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
32744 |
wendakkerhoeken |
hoeken:
hēk (L368p Neeroeteren),
hōǝk (L368p Neeroeteren)
|
Bij het ploegen van de keerstrook of wendakker blijft, behalve als men na elke voor bij het keren de ploeg terugtrekt en aan de kant inzet, aan beide zijden van de wendakker een vierkant of rechthoekig keerstrookje over, dat thans vaak onbewerkt blijft, maar vroeger veelal met de schop (soms met de riek) werd omgewerkt. Een enkele keer diende het voor een ander gewas dan op de rest van de akker verbouwd werd. [N 11, 50b; N 11A, 125c; A 33, 7; N P, 1]
I-1
|
26365 |
wendsluis |
wendsluis:
wę.njtjslys (L368p Neeroeteren),
wendssluis:
wę.njtjsslűs (L368p Neeroeteren)
|
De sluis die bij onderslagmolens het water tegenhoudt om het te doen steigeren. Op deze wijze wordt de stuwkracht vergroot bij de enige geopende sluis, de maalsluis. Zie ook het lemma ɛmaalsluisɛ. Het aantal wendsluizen varieerde al naar gelang de breedte van de beek van één tot vier.' [Vds 48; Jan 38; Coe 32; Grof 65]
II-3
|
17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
wenkbrauwen (L368p Neeroeteren),
winkbrauwe (L368p Neeroeteren),
winkbrauwen (L368p Neeroeteren),
wènkbrawen (L368p Neeroeteren)
|
dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
32633 |
wentelploeg |
melotte:
mǝlǫt (L368p Neeroeteren),
melotteploeg:
mǝlǫt[ploeg] (L368p Neeroeteren),
wentelploeg:
wę.njtjǝl[ploeg] (L368p Neeroeteren)
|
Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180° worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.]
I-1
|
21484 |
werk (zn.) |
0-arbeid:
het woord is nogal vero. voor het moderne werk
erbed (L368p Neeroeteren),
0-travaux (fr.):
Fr. travaux
travo (L368p Neeroeteren),
werk:
werk (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
arbeid || Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)] || het werk, of de werf
III-3-1
|
28401 |
werkbij |
honing[bij]:
huneŋ[bij] (L368p Neeroeteren)
|
Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62]
II-6
|
18115 |
werkblaar |
pitsblaar:
pitsblaor (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || een blaar onder de voeten, door het gaan veroorzaakt [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
18280 |
werkdaagse hoed |
alledaagse hoed:
mien alledaagsche hood (L368p Neeroeteren)
|
mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|
21604 |
werkdag, weekdag |
werkdag:
wêrkdaag (L368p Neeroeteren)
|
werkdag [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|