e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borstrok (voor vrouwen) lijfje: liefke (Neeroeteren) borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
borstspeld spang: spang (Neeroeteren) speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)] III-1-3
borststuk van een schort boezem: bozem (Neeroeteren) borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] III-1-3
borstvliesontsteking fleuris: fleuris (Neeroeteren) pleuris [ZND 05 (1924)] III-1-2
borstzak(je) binnenmaal: bənəma.l, -ə, -meͅlkə (Neeroeteren), pochetmaaltje (<fr.): posjétméélke (Neeroeteren) de buitenzak ter hoogte van de borst [N 59 (1973)] || pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3
bos bos: bǫs (Neeroeteren) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente busseltje: bèsselke (Neeroeteren) [ZND 22 (1936)] I-7
bosbessenvlaai bosberenvlaai: bosbíérevlaai (Neeroeteren) Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt bles: blęs (Neeroeteren) Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9
bosje haren aan de bovenlip snor: snur (Neeroeteren) Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24] I-9