24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kraoj (L368p Neeroeteren),
kreij (L368p Neeroeteren),
krej (L368p Neeroeteren),
geen fon.doc.
kraai (L368p Neeroeteren),
å als in fr. banc
kra͂i (L368p Neeroeteren),
takraaf:
cf sjrankkraai voor kraai en roek!
takraaf (L368p Neeroeteren)
|
kraai [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
hondsbeer:
hònsbiêr (L368p Neeroeteren),
nachtschaal:
naxšāl (L368p Neeroeteren)
|
nachtschade, zwarte — || Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5, III-4-3
|
28724 |
zwartwerk |
rouwwerk:
rouwwerk (L368p Neeroeteren)
|
Het werk dat bestaat uit het maken van vooral zwarte gelegenheidskleding. [N 59, 194c]
II-7
|
28598 |
zwavelkaart |
solferkaart:
so.lfǝrkã.rt (L368p Neeroeteren)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
solfer‧ (L368p Neeroeteren)
|
zwavel [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
gesel:
gęi̯.sǝl (L368p Neeroeteren)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
34214 |
zweep van de koeherder |
gesel:
gē̜i̯sǝl (L368p Neeroeteren),
snade:
snāj (L368p Neeroeteren)
|
Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146]
I-11
|
18105 |
zweer |
zweer:
zweer (L368p Neeroeteren)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zweit (L368p Neeroeteren)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18055 |
zwellen |
zwellen:
zwellen (L368p Neeroeteren)
|
zwellen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|