e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doop doop: doup (Neeroeteren) Doop. [ZND 01 (1922)] III-3-3
doopdekentje doopdekje: daupdijkske (Neeroeteren) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleed: doͅ.upklɛ.it (Neeroeteren), dö.ypklɛ.it (Neeroeteren), doopkleedje: daupkleitje (Neeroeteren) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopmutsje: daupmetske (Neeroeteren) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopsuiker doopsuiker: destijds werd die door de meter van het kind uitgeworpen voor al de kinderen  duipsòkker (Neeroeteren), klitsje: weleer was het de gewoonte bij een doopsel "klitskes"te gooien voor de verzamelde buurtjeugd  klitske (Neeroeteren) doopsuiker || doopsuikerboontje III-2-2
doopvont doopvont: doupvoont (Neeroeteren), doͅ.upfunt (Neeroeteren), dö.ypfunt (Neeroeteren) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01 (1922)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: (betekent ook: gemiddeld). duurein gepakt.  duurein (Neeroeteren) door elkaar, verward III-4-4
door zwangerschap gedwongen huwelijk moetens: motes (Neeroeteren) gezegd van een paar dat "moet"trouwen III-2-2
doordeweekse (werk)schort doekenscholk: doke scholk (Neeroeteren) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren werkkleren: wərkkleͅijər (Neeroeteren) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3