18101 |
eczeem |
eczema:
ekzema (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (eczeem, uitslag, (haar)worm). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21313 |
eed |
eed:
eid (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren)
|
eed [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
enkbeugel:
inkbi-jgel (L368p Neeroeteren),
ook ZND 02, 008
inkbiegel (L368p Neeroeteren)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zwiel in zien han (L368p Neeroeteren, ...
L368p Neeroeteren),
zwieël in zien han (L368p Neeroeteren),
zwiël in zijen han (L368p Neeroeteren)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
spat:
spat (L368p Neeroeteren),
wrat:
vrat (L368p Neeroeteren),
zweelwrat:
zwīǝlvrat (L368p Neeroeteren)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
18942 |
een aanmerking maken |
de les spellen:
de les spellen (L368p Neeroeteren)
|
hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
19294 |
een berisping krijgen |
een sigaar krijgen:
segaar kriegen (L368p Neeroeteren),
sigaar kriegen (L368p Neeroeteren)
|
hoe zeg je: een vermaning, een berisping krijgen (woord op -ment) ? [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
20145 |
een blauwtje lopen |
het uitmaken:
het oëtmaken (L368p Neeroeteren)
|
Als een jongen door een meisje wordt afgewezen zegt men wel: hij heeft een blauwtje gelopen. Kent u voor dit feit in uw dialect een andere uitdrukking? [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
een borrel pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
’ne borrel pakken (L368p Neeroeteren),
een borreltje drinken:
ə b‧oͅrəlkə dr‧eͅŋkə (L368p Neeroeteren),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ein drèpke drinken (L368p Neeroeteren),
’n dropke droenken (L368p Neeroeteren),
een scheppen:
Vèè goan er òs eine goje sjòppe
sjöppe (L368p Neeroeteren)
|
drinken || druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ənə bōtəram smīərə (L368p Neeroeteren)
|
smeren [RND]
III-2-3
|