34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
kween:
kwēn (L368p Neeroeteren)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
boksengesp:
boksegesp (L368p Neeroeteren),
gesp:
gasp (L368p Neeroeteren),
gāsp, geͅsp, geͅspkə (L368p Neeroeteren),
trekker:
trékker (L368p Neeroeteren)
|
de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || gesp [ZND 01 (1922)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
veulen:
vīǝ.lǝ (L368p Neeroeteren)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
plastron (fr.):
plāstro͂ͅ, -s, -kə (L368p Neeroeteren)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasieboks:
fanteziejbóks (L368p Neeroeteren),
gestreepte boks:
gəstribdə boks (L368p Neeroeteren)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] || de gestreepte broek van het jacquet [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18519 |
getailleerd colbert |
gekorseerde jas:
gekorseerdje jas (L368p Neeroeteren)
|
een getailleerd colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18559 |
getailleerde jas |
gecentreerde mantel:
gesentreerdje mantel (L368p Neeroeteren)
|
geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gelommel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gelommel (L368p Neeroeteren),
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gemartel (L368p Neeroeteren),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gesuggel (L368p Neeroeteren),
gesukkel (L368p Neeroeteren)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
gətraojṭ fraowməs (L368p Neeroeteren)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
20388 |
getuige zijn |
bruidsknecht zijn:
broedsknecht zeen (L368p Neeroeteren),
bruidsmaagd zijn:
broedsmaagd zeen (L368p Neeroeteren),
getuige zijn:
getiege zeen (L368p Neeroeteren)
|
getuige zijn bij een huwelijk [getuigen zijn, bronken] [N 115 (2003)]
III-2-2
|