e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
allerheiligen allerheiligen: allerhelligen (Neerpelt), allerhèlligen (Neerpelt), alərhɛ.legə (Neerpelt) 1 november Allerheiligen [allerhillieje]. [N 96C (1989)] || Allerheiligen. [ZND 19A (1936)] III-3-3
allerzielen allerzielen: allerzielen (Neerpelt, ... ), alərzi.lə (Neerpelt) 2 november, Allerzielen [allerzieële]. [N 96C (1989)] || Allerzielen. [ZND 19A (1936)] III-3-3
alles kwijt kapot: kapot (Neerpelt), keps: hij is kebs (Neerpelt), hij is keps (Neerpelt), uit: oet (Neerpelt) Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)] III-3-2
alpinomuts alpenmuts: alpenmuts (Neerpelt), alpin (fr.): alpin (Neerpelt) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] || pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] III-1-3
altaar altaar (<lat.): altaor (Neerpelt), op den altaar (Neerpelt), op den altaor (Neerpelt) Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)] || Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
altaarbel bel: bel (Neerpelt) De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)] III-3-3
ampullen kannetjes: kennekes (Neerpelt) Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)] III-3-3
andere damesschoenen slets: sletsən (Neerpelt) damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)] III-1-3
andere eggen beitel[eg]: bęi̯tǝl[eg] (Neerpelt), spijker[eg]: spęi̯kǝr[eg] (Neerpelt) Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.] I-2
andere oude klaversoorten meiklaver: mɛi̯[klaver] (Neerpelt) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5