e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gemak gemak: ook ZND 23, 076  gəmakə (Neerpelt), gemakje: ook ZND 23, 076  gemekske (Neerpelt) gemak [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemakkelijk gemakkelijk: ook materiaal znd 23, 77  gemekkelik (Neerpelt), handig: ook materiaal znd 23, 77  henix (Neerpelt), hennig (Neerpelt), hɛneg (Neerpelt) gemakkelijk [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemalen en gezuiverd graan uitgezeefde rogge: ūtgǝzevdǝ rọx (Neerpelt), uitgezeefde tarwe: ūtgǝzevdǝ tɛrf (Neerpelt) Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80] II-1
gemalen, niet gezuiverd graan rogge: rǫx (Neerpelt), tarwe: tɛ̄rv (Neerpelt) De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a] II-1
gemaskerd persoon een met een mombakkes op: puntje onder de laatste o  iənə m(tm)-j-ən mŏmbàkkəs op (Neerpelt), vastelavondgek: vastelovetgek (Neerpelt), vastelavondzot: vastelovetzot (Neerpelt) Een gemaskerd persoon. [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] III-3-2
gemeen gemeen: ook materiaal znd 23, 79  gemeen (Neerpelt), gemein (Neerpelt), gemèn (Neerpelt), gemên (Neerpelt), gəmɛ̄n (Neerpelt) gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)] III-1-4
gemeente gemeent: gəmeͅnt (Neerpelt), gəmɛnt (Neerpelt), gemeente: gemɛnte (Neerpelt) gemeente [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeentehuis gemeentehuis: gemeentehuis (Neerpelt), gemɛntehoes (Neerpelt), gəmeͅntəhūəs (Neerpelt), gəmɛntəhu.s (Neerpelt, ... ) gemeentehuis [ZND 24 (1937)] III-3-1
gemeenteweide gemeentswei: gǝmęntswē̜i̯ (Neerpelt) Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.] I-8
generale absolutie volle aflaat: vollen aafloat (Neerpelt) Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3