23987 |
geweten |
geweten:
gewiejeten (L312p Neerpelt)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25610 |
gewicht verliezen |
afbakken:
āfbakǝ (L312p Neerpelt)
|
Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ± 10% in. [N 29, 48]
II-1
|
25580 |
gewichtssteen |
gewichtssteen:
gewichtsstenen (L312p Neerpelt)
|
Gevraagd werd speciaal naar de stenen die men vroeger in plaats van gewichten gebruikte. [B 29, 33b; N 29, 105e; monogr.]
II-1
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜ri (L312p Neerpelt),
spø̜rǝx (L312p Neerpelt)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
19135 |
gewoonte |
gewoonte:
gewoonten (L312p Neerpelt)
|
Gewoonte. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gəvrext (L312p Neerpelt),
gəvreͅcht (L312p Neerpelt),
knook:
knōk (L312p Neerpelt)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
21771 |
gezegde |
gezegde:
gezegde (L312p Neerpelt),
spreuk:
spreuk (L312p Neerpelt),
volksspreuk:
volksspreuk (L312p Neerpelt)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "een vrolijke Frans", "met hart en ziel",...? [gezegde] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakəs (L312p Neerpelt),
muil:
mul (L312p Neerpelt),
smoel:
smul (L312p Neerpelt)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gəzōŋə meͅs (L312p Neerpelt)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
zwade/zwaai:
(mv)
zwǭǝn (L312p Neerpelt)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|