e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grasmaaimachine grasmachine: grǭǝsmǝšin (Neerpelt), maaimachine: mai̯mǝšin (Neerpelt), mɛ̄i̯mǝšin (Neerpelt) Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
grasmus grasmus: grasmus (gew.uitspr.) (Neerpelt) grasmus III-4-1
graspieper graspieper: graspieper (gew.uitspr.) (Neerpelt) graspieper III-4-1
grasspriet graspijltje: grǭspilkǝ (Neerpelt) Stengel of halm van de grasplant; een enkel smal blaadje. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N P, 4a; monogr.] I-3
graszeis graszeissie: grǭ.ǝs[zeissie] (Neerpelt) Zeis, speciaal bedoeld om gras te maaien, in tegenstelling tot de korenzeis, de heidezeis, enz. Zie toelichting bij het lemma ''zeis''. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''zeis'' zie het lemma ''zeis''. [N 18, 67 en 69; JG 1a, 1b; A 4, 28a; L 20, 28a; monogr.] I-3
graszode res: ręs (Neerpelt), rɛs (Neerpelt), ris: resǝn (Neerpelt), vlag: (mv)  vlagǝ (Neerpelt), vlagǝn (Neerpelt) Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.] I-8
grauwe gors grauwgors: grauwgors (Neerpelt) grauwe gors III-4-1
grauwe klauwier grauwe klauwier: grauwe klauwier (Neerpelt) grauwe klauwier III-4-1
graven graven: graven (Neerpelt, ... ) graven [ZND 25 (1937)] III-1-2
graven (mv.) graven: graver (Neerpelt) De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)] III-3-3