17656 |
lidmaat, ledematen |
lidmaat, ledematen:
Mv.; ev. is niet gebruikelijk.
ledəmoͅətə (L312p Neerpelt)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
lied (L312p Neerpelt),
liedje:
ee lieken (L312p Neerpelt),
lieke (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
likə (L312p Neerpelt)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || Lied. [Willems (1885)] || Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || liedje [RND]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
liegen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt)
|
liegen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lies (L312p Neerpelt),
lis (L312p Neerpelt),
līs (L312p Neerpelt),
liezen:
lizǝn (L312p Neerpelt)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-12, I-9, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
deherenhennetje:
ook in ZND 16, 006
di.rənhenəkə (L312p Neerpelt),
draaihennetje:
dreihinneke (L312p Neerpelt),
lievevrouwebeestje:
lievevrouwebeestje (L312p Neerpelt),
livəvroͅwəbestjə (L312p Neerpelt),
ook in ZND 16, 006
levəvrou̯wənbešə (L312p Neerpelt)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)], [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liggen (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dāk˲vɛ̄nstǝr (L312p Neerpelt)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
het rood laten zien:
(de koe) lø.t ǝt ruǝt zīn (L312p Neerpelt),
rozen:
(de koe) rūǝst (L312p Neerpelt)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20443 |
lijkbaar |
brancard (fr.):
brancard (L312p Neerpelt)
|
De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
liekbidder (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|