21478 |
liniaal |
regel:
’n regel (L312p Neerpelt)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
34091 |
linkerachterkwartier |
links voor:
lēŋs vø̄r (L312p Neerpelt)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|
33765 |
linkerkant van het paard |
voermanskant:
vurmanskant (L312p Neerpelt)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34090 |
linkervoorkwartier |
links achter:
lēŋs āxtǝr (L312p Neerpelt)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
linksch (L312p Neerpelt)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
22888 |
linksachter |
linksback (<eng.):
linksbak (L312p Neerpelt)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
ne linksche (L312p Neerpelt),
ne linksen (L312p Neerpelt)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksextrme (fr.):
linksextrem (L312p Neerpelt)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
li-jvǝt (L312p Neerpelt),
livǝt (L312p Neerpelt),
linnen:
lenǝ (L312p Neerpelt)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
luppen (L312p Neerpelt),
løp (L312p Neerpelt)
|
rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|