e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Neerpelt) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3
lopen lopen: loeepen (Neerpelt), loepen (Neerpelt), loeëpen (Neerpelt, ... ), luǝ.pǝn (Neerpelt), luəpən (Neerpelt), B.v. ons kindje kan al lopen.  luəpə (Neerpelt) lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9, III-1-2
losse linnen halsboord bandje: bentje (Neerpelt) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: manchetten (Neerpelt) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse voerbak in de varkenswei trog: [trog] (Neerpelt) Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b] I-6
losse voerbak voor runderen trog: trox (Neerpelt), trōx (Neerpelt) Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.] I-6
losse zak onder de rok moedertjestas: moederkestès (Neerpelt) tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
lot(je) van de loterij lot: loot (Neerpelt), lotje: lootjen (Neerpelt) Lot. [Willems (1885)] III-3-2
loten loten: loten (Neerpelt) Loten. [Willems (1885)] III-3-2
luchtpijpen luchtkotter: løxtkoətər (Neerpelt) luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)] III-1-1