23941 |
onthoudingsdag |
vastendag:
vastendaag (L312p Neerpelt)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29024 |
ontnaaid |
uit de naad:
ūt ˲dǝ nǭt (L312p Neerpelt)
|
Losgelaten, gezegd van een naad. [N 62, 28]
II-7
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
poeder:
pui̯ǝr (L312p Neerpelt)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
waggelachtig:
wagəläxtex (L312p Neerpelt)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33682 |
onvruchtbare grond |
heigrond:
hęi̯grōnt (L312p Neerpelt),
klipgrond:
klepxrōnt (L312p Neerpelt),
magere:
māgǝrǝ (L312p Neerpelt),
magere grond:
māgǝrǝ grōnt (L312p Neerpelt)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (L312p Neerpelt),
kween:
kwen (L312p Neerpelt)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
ónwèèrdig (L312p Neerpelt)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderschoer:
donderschoer (m.)
⁄dondərsxuər (L312p Neerpelt)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onweer (ovz.)
⁄onwēr (L312p Neerpelt)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
niet goed:
nie goe (L312p Neerpelt),
nè goed (L312p Neerpelt),
niet juist:
nè just (L312p Neerpelt),
onpasselijk:
onpasselijk (L312p Neerpelt)
|
hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] || ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|