e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasmodel model: mǝdɛl (Neerpelt) Kledingstuk dat tot model dient voor een ander kledingstuk of naar grondpatroon uitgevoerd model in dunne katoen, bedoeld als hulpmiddel voor het controleren van de pasvorm (Het Beste Naaiboek, pag. 496). [N 62, 5] II-7
passement bies: bies (Neerpelt), galon: galǫn (Neerpelt) Sierlint. Boordsel, band of snoer gebruikt tot versiering of omzoming van kledingstukken, meubelzittingen enz. Wat het woordtype galon betreft merken de informanten uit L 265 en L 298a op dat dit sierbandjes zijn met ingeweven figuurtjes of gouddraad erop. [N 62, 58c; N 62, 58b; N 62, 58d; MW] II-7
passen goed passen: goed passe (Neerpelt), zitten als gegoten: het zit als gegoten (Neerpelt) Hoe zegt U: het kledingstuk zal goed zitten [N 62 (1973)] III-1-3
passiezondag passiezondag: passiezonnich (Neerpelt) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
pasteitje vid-tje: Syst. Frings  vīdēkə (Neerpelt) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastinaak pastenaken: pastānākə (Neerpelt), veldpoten: veldpoei̯ten (Neerpelt) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pestoeër (Neerpelt), pəstû.r (Neerpelt), m  ne pastuər (Neerpelt) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3
pastorie pastorie: pastorij (Neerpelt) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] III-3-3
patates frites friet: Syst. Frings  fret (Neerpelt) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): pateen (Neerpelt) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3