e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

Gevonden: 4325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bibberen bibberen: bebərən (Neerpelt), bibberen (Neerpelt), rijderen: rieren (Neerpelt) beven (bibberen) [ZND B2 (1940sq)] || beven, bibberen [ZND 21 (1936)] III-1-2
bidden bidden: beddən (Neerpelt), bidden (Neerpelt), ge moet bidden (Neerpelt) Bidden (in de kerk). [ZND B1 (1940sq)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bidprentje doodsprentje: dödsprintjen (Neerpelt) een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)] III-2-2
bidstoel prie-dieu (fr.): pridieu (Neerpelt) Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)] III-3-3
biecht horen biecht horen: biecht huuren (Neerpelt) Biecht horen door de priester. [N 96D (1989)] III-3-3
biechten (gaan) biechten (gaan): we gen biechten (Neerpelt), zich biechten (gaan): zich biechten (Neerpelt) Biechten, te biecht gaan, biecht spreken [zich biechte]. [N 96D (1989)] || We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: biechtstoeel (Neerpelt) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
biechttijd biechttijd: biechttiejed (Neerpelt) Biechttijd(en), gelegenheid tot biechten. [N 96D (1989)] III-3-3
bieden bieden: bi.ən (Neerpelt), bieën (Neerpelt), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ⁄bijən (Neerpelt) bieden [RND], [ZND 21 (1936)] || Trekken en talmen bij de verkoop, n.l. om zoveel mogelijk geld te krijgen [mulken?] [N 21 (1963)] III-3-1
bier bier: bīēr (Neerpelt), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a  bier (Neerpelt) bier [RND], [ZND 06 (1924)] III-2-3