17657 |
pols |
pols:
poͅls (L312p Neerpelt)
|
pols [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mof:
mof (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt),
polsmof:
polsmoof (L312p Neerpelt)
|
een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)] || polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
appelschimmel:
apǝlsxømǝl (L312p Neerpelt),
pommelee:
popǝlē (L312p Neerpelt)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
25382 |
pompen |
pompen:
pompǝ (L312p Neerpelt),
pōmpǝn (L312p Neerpelt)
|
Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.]
II-1
|
29093 |
pompen, vermaken |
vermaken:
vermaken (L312p Neerpelt)
|
Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW]
II-7
|
33796 |
poot |
poot:
puǝt (L312p Neerpelt
[(mv pyǝt)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
34019 |
poot omhoog |
allez-voet:
ęlę vut (L312p Neerpelt)
|
Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k]
I-10
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plãnt[aardappelen] (L312p Neerpelt),
plantgoed:
pla.nt˲gut (L312p Neerpelt),
plantpatatten:
plãnt[patatten] (L312p Neerpelt),
zaadpatatten:
zǭt[patatten] (L312p Neerpelt)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
34174 |
pootjesblaas |
tweede blaas:
twedǝ blǭǝs (L312p Neerpelt),
tweede waterblaas:
twedǝ wōtǝrblōs (L312p Neerpelt)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
22806 |
pop |
pop:
pop (L312p Neerpelt, ...
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt,
L312p Neerpelt),
pŏp (L312p Neerpelt),
oo zeer kort
poop (L312p Neerpelt),
zoals het Engelse woord voor paus maar dan kort
pope (L312p Neerpelt)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)] || Pop. [Willems (1885)]
III-3-2
|