e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pols pols: poͅls (Neerpelt) pols [N 10b (1961)] III-1-1
polsmof mof: mof (Neerpelt, ... ), polsmof: polsmoof (Neerpelt) een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)] || polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pommelee, appelschimmel appelschimmel: apǝlsxømǝl (Neerpelt), pommelee: popǝlē (Neerpelt) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
pompen pompen: pompǝ (Neerpelt), pōmpǝn (Neerpelt) Eén van de poten bewegen om zo het bloed beter te laten uitstromen nadat de keel van het dier is doorgesneden. [N 28, 14; monogr.] II-1
pompen, vermaken vermaken: vermaken (Neerpelt) Vermaken van kleding. Aangeven van aan te brengen veranderingen in verband met niet goed passen (Meima I, pag. 6). [N 59, 190a; N 62, 21b; MW] II-7
poot poot: puǝt (Neerpelt  [(mv pyǝt)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9
poot omhoog allez-voet: ęlę vut (Neerpelt) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen plantaardappelen: plãnt[aardappelen] (Neerpelt), plantgoed: pla.nt˲gut (Neerpelt), plantpatatten: plãnt[patatten] (Neerpelt), zaadpatatten: zǭt[patatten] (Neerpelt) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjesblaas tweede blaas: twedǝ blǭǝs (Neerpelt), tweede waterblaas: twedǝ wōtǝrblōs (Neerpelt) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop pop: pop (Neerpelt, ... ), pŏp (Neerpelt), oo zeer kort  poop (Neerpelt), zoals het Engelse woord voor paus maar dan kort  pope (Neerpelt) Een pop. [ZND 40 (1942)] || Pop. [Willems (1885)] III-3-2