e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerpelt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
processiepaaltjes in de grond slaan paaltjes slaan: pölkes sloan (Neerpelt) Processiepaaltjes in de grond slaan [pöälchere zetse]. [N 96C (1989)] III-3-3
processiestrooisel strooisel: strouwsel (Neerpelt), strootjes: bloemblaadjes  strouwkes (Neerpelt) Een in het wit gekleed meisje in de processiestoet [bruidje, maagdje, ingelche]. [N 96C (1989)] || Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)] III-3-3
processievaantjes vlaggen: vlaggen (Neerpelt) De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)] III-3-3
proeven proeven: pryjvə (Neerpelt) proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1
profeet profeet: profieët (Neerpelt) Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)] III-3-3
profiteren profiteren: (van de kans profiteeren) (Neerpelt), hēͅj het van də ocaəsi gəproͅfətērt (Neerpelt), ich profiteer van de gelegenheid (Neerpelt), van de gelegenheid profiteeren (Neerpelt, ... ), van də gəlègənhɛit profəterən (Neerpelt), vən də gəlègənhid profəterən (Neerpelt) Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
pronkveer op een hoed pluim: ploem (Neerpelt, ... ), pluimpje: plumke (Neerpelt) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] || pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
proppenschieter schietpijp: schietpieəp (Neerpelt), ən sXitpīp (Neerpelt), de j staat tussen haakjes  schietpiejp (Neerpelt) Een klakkebus (buis uit vlierhout, waarmee proppen worden weggeschoten). [ZND B1 (1940sq)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
provisiekast, etenskast schap: sxap (Neerpelt), schapraai: sxaprāi̯ (Neerpelt) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruim pruim: proem (Neerpelt) [ZND 34 (1940)] I-7